De angst voor honger is de aanleiding geweest voor het stimuleren van een gezamenlijk landbouwsysteem. Een zelfvoorzienende Europese Economische Gemeenschap met betaalbaar, gezond en veilig voedsel. Toch is er iets mis met de landbouwsubsidies. Wat is precies het probleem?

Historie

Om het gezamenlijk landbouwbeleid te realiseren werd er begin jaren 50 besloten om subsidies te verlenen aan boeren om meer te gaan produceren. De boeren werden hier zo goed in dat er boterbergen en melkplassen ontstonden, de hoeveelheid subsidies schoten het doel voorbij. De EEG reageerde op dit fenomeen door een melkquotum en een braakleggingspremie in te voeren om dit weer onder controle te krijgen.

Inmiddels was de zelfvoorziening bereikt en was de EEG niet meer afhankelijk van voedselimporten uit andere landen. Toen in 1992 de EEG omgezet werd in de EU werd er besloten om de ondersteuning voortaan in een vorm van inkomenssteun naar landgebruik in plaats van prijssteun.

Voor veel landen in de EU is de landbouwsubsidie een garantie dat het platteland bevolkt blijft en niet gaat leeglopen en grote gebieden ontvolken. Dat vraagstuk speelt in vergelijking met andere landen hier in Nederland nauwelijks .

Feitelijk geeft men dus nu geld uit dat minder efficiënt wordt besteed, minder vruchtbare grond krijgt evenveel subsidie als vruchtbare grond. Voormalige Oostbloklanden en de zuidelijke landen van de EU krijgen nu veel meer geld, terwijl ze daarvoor minder producten leveren. Ondertussen is in Nederland sinds het begin van de subsidies het prijspeil van ons voedselpakket gedaald van ongeveer 60% tot een kleine 11% van het inkomen.

Stelt u zich eens voor dat u nu nog steeds meer dan de helft van uw inkomen kwijt zou zijn aan eten en drinken.

Subsidiekosten

De kosten van het Gemeenschappelijke Landbouw Beleid (GLB) bedroegen in 2019 rond de 59 miljard, dat is ruim 36% van de EU-begroting.[1] Het GLB keert deze subsidies uit door middel van twee verschillende fondsen: het Europees Landbouwgarantiefonds (EAGF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO).[2]

Vanuit de EAGF wordt de vaste vergoeding per hectare betaald en vanuit de POP worden gelden uitgekeerd die betrekking hebben op leefbaarheid, natuurbeheer en diervriendelijkheid.

Een boer in Nederland ontvangt een kleine 300 € per hectare vanuit de eerste pijler. Uit de tweede pijler kan hij er nog een klein bedrag bij verdienen indien hij extra inspanningen levert. Een flink deel gaat echter naar terrein beherende organisaties zoals bijvoorbeeld het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, in 2018 kregen zij meer dan 15 miljoen euro aan EU-subsidie.[3]

Om voor de eerste pijler in aanmerking te komen moet je jezelf aan alle regelingen houden die er zijn anders volgen er forse inhoudingen. Het GLB is dus vooral ook een drukmiddel geworden voor de overheid om boeren te laten voldoen aan allerlei overheidsregels. Afschaffing van de GLB subsidie zal op korte termijn zuur zijn maar op lange termijn eerder een gezondere landbouw geven.

Nederlandse ontvangsten

In totaal ontving Nederland in 2018 uit de eerste pijler 769,5 miljoen[4] en 80,7 miljoen uit de tweede pijler aan landbouwsubsidies. Van het totale budget aan Europese landbouwsubsidies krijgt Nederland maar 1,49%, dat terwijl ons land tot wel 6,9% van de landbouwproductie van de EU voor onze rekening neemt.[5]

Wanneer we dit bedrag aan subsidies omrekenen naar subsidie per inwoner ontvangt Nederland maar slechts 47,76 euro per inwoner. Wanneer de subsidies voor elk land gelijk zijn dan zou het bedrag per inwoner op 130 euro komen. Bij een verdeling naar productie groeit dit bedrag per inwoner zelfs naar ruim 228 euro, bijna vijf keer zoveel als het huidige bedrag.

Andere landen

Dat de landbouwsubsidies krom verdeeld worden, dat is voor Nederland al wel duidelijk. In de onderstaande grafiek zien we het percentage landbouwsubsidies ten opzichte van het percentage landbouwproductie in de Europese Unie.

Frankrijk is verreweg de grootste subsidieontvanger, gevolgd door Spanje en Duitsland. Nederland bevindt zich, ondanks de grote landbouwproductie, slechts op de 14e plaats. Qua productie staat Nederland op de vijfde plaats, we krijgen dus gewoon veel te weinig landbouwsubsidie.

 

 

Nexit

De landbouwsector zal vanwege haar sterke export-oriëntatie moeite hebben met een Nexit. De marges voor de primaire sector zijn dun en velen zien daardoor ook geen mogelijkheid voor een Nexit zonder ondersteuning door exportsubsidies en/of importheffingen. Met name de verwerkende bedrijven van de sector, zoals slachterijen, zullen zonder die steun niet kunnen concurreren met de omliggende exportlanden. Varkensvlees kent geen subsidies en het meeste rundvlees ook niet. De subsidie bedragen die gekoppeld zijn aan de grond hebben geleid tot hogere grondprijzen en dus een lager rendement.

Het voordeel is volgens veel boeren wel dat producten die niet aan de standaarden voldoen nu in de EU worden toegelaten, in het kader van handelsakkoorden zoals CETA en met de Oekraïne dan geweerd kunnen worden en ingevuld met Nederlandse producten.

In de landbouwketen zitten ruim 600.000 voltijdsbanen volgens het CBS. De bijdrage van de landbouwsector aan ons handelsoverschot ligt met 45 miljard boven de 50% van dat overschot en is daarmee de belangrijkste pijler van onze economie.[6]

Conclusie

In de landbouwsector ligt de focus na een Nexit niet zozeer op de subsidies, maar op de markttoegang en een gelijk speelveld voor Nederlandse land- en tuinbouwbedrijven. Nederland is een van de grootste landbouwexporteurs ter wereld en haalt economische voordelen uit de interne markt. Zonder die markttoegang zal de export dalen naar de EU, het is dan in voordeliger voor bedrijven om in Oost-Europa te kopen. Wel biedt een Nexit-mogelijkheden voor export naar buiten de EU (Afrika en Azië), doordat bilaterale handelsafspraken kunnen worden gemaakt die gunstig zijn voor Nederlandse boeren. Doordat er specifiek kan worden gekeken naar de samenstelling van onze landbouwketen en geen rekening meer hoeft te worden gehouden met Franse en Duitse belangen zullen deze handelsafspraken duidelijker zijn en meer voordeel opleveren. Grote afspraken zullen namelijk altijd een gemiddelde zijn.

De Europese Unie kent grote subsidieverschillen, waarbij Nederland wordt achtergesteld ten opzichte van Frankrijk en Spanje. We hadden jarenlang een prima functionerende landbouwmarkt, dat moet ook lukken zonder EU. Hoewel de export mogelijkheden in de EU moeilijker zullen worden, kan door middel van het ondersteunen van de landbouwsector nationaal de klap van de uittreding worden opgevangen. De landbouwsector zal tijdig moeten schakelen om deze transformatie goed te kunnen verwerken.

Lees ook: Analyse: Nederlandse gepensioneerden betalen wanbeleid EU

Foto door Jannis Knorr via Pexel
disclaimer: [Leon Baten heeft aan dit artikel meegeschreven]

 

 

[1] https://www.europa-nu.nl/id/vg9pir5eze8o/landbouwbeleid_glb

[2] https://www.europa-nu.nl/id/vg9pir5eze8o/landbouwbeleid_glb#p3

[3] https://www.boerenbusiness.nl/financieel/artikel/10887071/wie-ontvangt-het-meeste-glb-geld-in-nederland

[4] https://ec.europa.eu/budget/library/figures/internet-tables-all.xls

[5] https://www.europarl.europa.eu/factsheets/nl/sheet/104/het-gemeenschappelijk-landbouwbeleid-in-cijfers

[6] https://www.cbs.nl/nl-nl/publicatie/2020/03/de-nederlandse-agrarische-sector-internationaal