Het gebruiken van dezelfde munt binnen een gebied maakt onderlinge transacties makkelijker. Hoe groter het muntgebied, hoe meer economisch nut. Maar er geldt ook:
hoe groter het muntgebied, hoe groter de diversiteit. Een diverser muntgebied leidt tot hogere kosten. Er moet dus een standaard afweging plaatsvinden tussen de marginale (extra) opbrengsten en de marginale (extra) kosten van het groter maken van een muntgebied.

Voordelen van een muntgebied
De grootste voordelen van een muntgebied zijn het verminderen van de transactiekosten, het wegnemen van het wisselkoersrisico en het bevorderen van de handel. Het eerste voordeel, het verminderen van de transactiekosten, is al aanzienlijk kleiner geworden door de toegenomen technologie. Tegenwoordig betaalt zowat iedereen immers met de pinpas en hoeft er relatief steeds minder geld omgewisseld te worden bij wisselkantoren. Dit vermindert de transactiekosten. Een andere manier om de transactiekosten te verminderen,  zonder het te hoeven vormen van een muntgebied, is het maken van onderlinge afspraken met betrekking tot transactiekosten. Het tweede voordeel, het wegnemen van het wisselkoersrisico, is een voordeel voor de internationale handel. Dit risico kan echter ook worden weggenomen door het aan elkaar koppelen van munten, waardoor er vaste  wisselkoersen ontstaan. Consequentie hiervan is wel dat er vervolgens gekozen moet worden tussen het zelfstandig kunnen voeren van monetair beleid of het vrij verkeer van kapitaal. We kunnen niet alle drie hebben (onmogelijkheidsdriehoek): we kunnen twee van de drie (zelfstandig monetair beleid, vaste wisselkoersen en vrij kapitaalverkeer) kiezen. Het derde voordeel, het bevorderen van de handel, is ook een  belangrijk voordeel van een muntgebied. Onderlinge handel wordt namelijk bevorderd doordat er geen sprake is van een wisselkoersrisico. Maar zoals al is vermeld, kan dit risico worden weggenomen door verschillende munten aan elkaar te koppelen.

Nadelen van een muntgebied
De grootste nadelen van een muntgebied zijn dat er slechts één monetair beleid gevoerd kan worden en dat er wel sprake moet zijn van een geschikt muntgebied. Het eerste nadeel, dat er slechts één monetair beleid gevoerd kan worden, ontstaat doordat er binnen een muntgebied sprake is van vaste wisselkoersen (deelnemende landen gebruiken immers dezelfde munt) en vrij kapitaalverkeer. Hierdoor is zelfstandig monetair beleid niet mogelijk. Het gemeenschappelijk monetair beleid dat er binnen een muntgebied gevoerd wordt, wordt gebaseerd op de gemiddelde behoefte van alle lidstaten tezamen. De behoeften van de verschillende lidstaten lopen echter uiteen, onder andere doordat de economieën, ontwikkelingen en wensen van lidstaten van elkaar verschillen. Hierdoor dient het gemeenschappelijk monetair beleid niet het belang van afzonderlijke lidstaten. Door de diversiteit in het gebied is het onmogelijk om op iedere lokale ontwikkeling te reageren. Het tweede nadeel, dat er wel sprake moet zijn van een optimaal muntgebied, zal diep op worden ingegaan. Binnen een muntgebied kunnen asymmetrische schokken niet meer opgevangen worden door een aanpassing van de wisselkoers (er is immers sprake van vaste wisselkoersen). Een voorbeeld van een asymmetrische schok is een vraaguitval in één land, maar niet in andere lidstaten. Een land waarin sprake is van een vraaguitval zal het liefst zijn munt willen depreciëren. Hierdoor zal de munt namelijk goedkoper worden, waardoor de export en dus de vraag weer toenemen. Maar dit aanpassingsmechanisme kan dus niet worden gebruikt binnen een muntgebied. Een voorwaarde van het kunnen werken van een muntgebied is dat er voldoende manieren aanwezig moeten zijn om asymmetrische schokken op te kunnen vangen. De vraag is zodoende: zijn er voldoende manieren aanwezig binnen de Eurozone om asymmetrische schokken te kunnen opvangen? Vormt de Eurozone duseen geschikt muntgebied?

Optimaal muntgebied
Of een gebied geschikt is om één munt te gebruiken, kan worden bepaald door gebruik te maken van de OCA-theorie. Een optimaal muntgebied voldoet aan drie klassieke economische criteria en drie economisch politieke criteria. Eerst zullen de drie klassieke economische criteria aan bod komen, vervolgens de economisch politieke criteria. Deze criteria bepalen of de Eurozone een geschikt gebied is voor het gebruiken van één munt (de Euro).

Drie klassieke economische criteria
De drie klassieke economische criteria zijn het Kenen-criterium, het McKinnoncriterium en het Mundell-criterium. De Eurozone voldoet aan de eerste twee criteria, maar niet aan het laatste criterium.

Kenen-criterium
Het Kenen-criterium houdt in dat een gebied één munt kan gebruiken wanneer de productie en export sterk gediversifieerd zijn, maar wel betrekking hebben op soortgelijke goederen. Door een gediversifieerde economie leidt een vraaguitval naar één product tot minder gevolgen voor de gehele economie. Doordat lidstaten soortgelijke goederen produceren is een eventuele schok niet asymmetrisch, maar symmetrisch. Hoe meer er aan dit criterium wordt voldaan, hoe kleiner de kans op asymmetrische schokken. De  Eurozone voldoet aan het Kenen-criterium.

McKinnon-criterium
Het McKinnon-criterium houdt in dat een gebied één munt kan gebruiken wanneer de deelnemende landen zeer open staan voor handel en veel handel drijven met elkaar.  Individuele landen hebben in zo’n open economie namelijk geen invloed op de marktprijzen en op de rentetarieven, waardoor wisselkoersbeleid geen zin heeft, waardoor de prijzen flexibel zijn. Asymmetrische schokken kunnen vervolgens worden opgevangen door prijsveranderingen. De Eurozone voldoet aan het McKinnoncriterium.

Mundell-criterium
Het Mundell-criterium houdt in dat een gebied één munt kan gebruiken wanneer er sprake is van een hoge mate van arbeidsmobiliteit. Binnen een optimaal muntgebied verplaatsen mensen zich dus gemakkelijk. Asymmetrische schokken moeten kunnen worden opgevangen door het verplaatsen van arbeid. Stel dat er sprake is van vraaguitval in land A, maar niet in land B. De werkgelegenheid die verloren gaat in land A moet kunnen worden opgevangen door een verplaatsing van de arbeid vanuit land  A naar land B. Hierdoor belanden beide landen in een nieuw evenwicht. Is er sprake van een hoge mate van arbeidsmobiliteit binnen de Eurozone? Het antwoord is nee. Europeanen verhuizen  namelijk weinig. De lage mate van arbeidsmobiliteit kan verklaard worden door de culturele verschillen, de verschillen in taal en institutionele belemmeringen. Ook kan de lage mate van arbeidsmobiliteit verklaard worden doordat werknemers niet beschikken over de vaardigheden om alle verschillende goederen te kunnen maken. Goederen die gemaakt worden in land A kunnen verschillen van goederen die gemaakt worden in land B, waardoor dit ook een belemmering vormt. Daarnaast kan de lage mate van arbeidsmobiliteit verklaard
worden doordat arbeid fysiek kapitaal nodig heeft om productief te zijn. Fysiek kapitaal (zoals fabrieken) is echter niet erg mobiel. Er kan dus geconcludeerd worden dat de Eurozone niet voldoet aan het Mundellcriterium. Kan de Eurozone op termijn wel voldoen aan het Mundell-criterium? Wellicht zou de arbeidsmobiliteit kunnen worden verhoogd, maar daarvoor moeten de culturele verschillen, de taalverschillen en de institutionele verschillen binnen de Eurozone wel verdwijnen. De wenselijkheid hiervan wordt buiten beschouwing genomen, maar het is in ieder geval zeer onwaarschijnlijk dat dit gebeurd.

Drie economisch politieke criteria
De drie economische politieke criteria zijn dat landen elkaar moeten steunen via overdrachten, dat de beleidsvoorkeuren tussen landen overeen moeten komen en dat landen een gezamenlijke toekomst moeten zien. Landen die overeenkomen om elkaar te compenseren voor nadelige (asymmetrische) schokken kunnen een muntgebied vormen.

Overdrachten
Binnen de Eurozone is er geen sprake van deze zogenoemde fiscale overdrachten. Kan er in de toekomst wel voldaan worden aan dit criterium? Dat is onwaarschijnlijk, aangezien dit er in de praktijk op neerkomt dat met name Noord-Europese landen zoals Nederland geld moeten overhevelen naar Zuid-Europese landen. Hier zullen de bevolkingen van Noord-Europese landen waarschijnlijk niet akkoord mee gaan, aangezien dat zeer nadelig is voor deze landen. De begrotingsbeleid binnen de Eurozone verschilt te sterk van elkaar, waardoor landen waarin een hoge mate van begrotingsdiscipline heerst, zullen moeten opdraaien voor de nadelige schokken in landen waarin er weinig begrotingsdiscipline is. De praktijk van de afgelopen decennia geeft weinig hoop op verandering van de begrotingsdiscipline in deze (met name Zuid-Europese) landen.

Homogene beleidsvoorkeuren
Landen met homogene beleidsvoorkeuren kunnen een muntgebied vormen. Binnen de Eurozone is hier geen sprake van. Dit kan onder andere worden geconstateerd door te kijken naar de verschillende inflatieniveaus van de lidstaten en de verschillende schuldniveaus van de lidstaten in de afgelopen decennia. Ook kan dit worden geconstateerd door te kijken naar de verschillende reacties op veranderingen in de arbeidsmarkt. Dit wordt ondersteund aan de hand van een voorbeeld. Zoals eerder gezegd kan er binnen een muntgebied geen gebruik meer worden gemaakt van het aanpassen van de wisselkoers. Het aanpassen van de prijzen biedt dan een oplossing. Er moet dan wel sprake zijn van flexibele prijzen. Echter moet er dan ook sprake zijn van flexibele lonen. In Ierland en Griekenland moesten de lonen na de crisis sterk afnemen. In Ierland ging dit goed. In Griekenland kwam er echter groot protest hiertegen. Mede hierdoor herstelde Ierland sneller van de crisis dan Griekenland. Hieruit blijkt dus wel dat de verschillen groot zijn en de voorkeuren niet homogeen. Ook tijdens de huidige Coronacrisis kan worden geconstateerd dat de beleidsvoorkeuren van landen niet homogeen zijn, maar zeer divers.

Gezamenlijke toekomst
Gemeenschappelijk monetair beleid kan leiden tot conflicten van nationaal belang, wat leidt tot kosten. Landen die deze kosten aanvaarden ten behoeve van een gemeenschappelijke bestemming kunnen een muntgebied vormen. Landen binnen een muntgebied moeten dus solidair met elkaar zijn en een gezamenlijke toekomst voor ogen hebben. Het is maar de vraag of de Eurozone aan dit criterium voldoet. Het lijkt er niet op. Ook tijdens de huidige Coronacrisis zien we dat landen vooral aan hun eigen belang denken. Ook de referenda van de afgelopen decennia wijzen erop dat het maar zeer de vraag is of de verschillende bevolkingen binnen Europa een gezamenlijke toekomst willen. Bij dit soort referenda wordt er immers vaak tegen verdere uitbreiding gestemd. Zonder te kijken naar de wenselijkheid van solidariteit (het betekent in de praktijk vooral dat Noord-Europese landen zoals Nederland solidair moeten zijn met Zuid-Europese landen), kan dus worden geconcludeerd dat er niet voldaan wordt aan dit criterium en dat het maar zeer de vraag is of in de toekomst er een verandering zal komen in de mate van solidariteit.

Conclusie
Er kan dus geconcludeerd worden dat de Eurozone geen geschikt muntgebied is. Alhoewel er aan het Kenen- en McKinnon-criterium voldaan wordt, wordt er niet aan het Mundell-criterium en de drie economisch politieke criteria voldaan. Dit gebied is dus niet geschikt om één munt te gebruiken. Zonder verder in te gaan op de noodzaak tot verdere economische integratie binnen een muntgebied (onder andere het harmoniseren van belastingstelsels, het harmoniseren van arbeidsmarkregulering en het harmoniseren van economisch beleid), kan dus al worden geconcludeerd dat de Euro in haar huidige vorm niet zal werken. De Eurozone is simpelweg geen geschikt muntgebied. Het is dan ook niet gek dat voornamelijk politieke overwegingen voorop stonden bij het invoeren van de Euro. Het was een stap in de richting van een ‘evercloser union’.

Mochten er mensen verder willen lezen over dit onderwerp, lees dan dit boek: Richard Baldwin and Charles Wyplosz, The Economics of European Integration, 6th edition, McGrawHill, 2020.”

Lees ook:
> EU migratie: in 2019 kwamen er 3 miljoen migranten naar de EU (+6%)
> Is het EU-leger de toekomst?

Credits: dit Nexit Denktank-artikel is tot stand gekomen met aangeleverde input door Arthur Junior Provoost
Foto credits