Telkens als de EU komt met financiële steunoperaties voor Zuid- en nu ook Oost Europese landen, zien we in de media artikelen gepubliceerd worden waarin wordt betoogd dat dit allemaal in belang is van Nederland, ons land met haar open economie en grote exportsector. Telkens als Nederlandse regeringen of politici zich tegen zulke financiële transfers verzetten, lezen we dat Nederland met haar boekhouders-mentaliteit niet in haar eigen belang handelt en ‘solidair’ moet zijn.

Nu wordt het corona-virus aangegrepen om € 750 miljard te lenen op de kapitaalmarkt. Daarvan is € 560 miljard bedoeld voor een Herstelfonds. Inmiddels is bekend dat € 175 miljard ervan naar Italië gaat, € 140 miljard naar Spanje, € 65 miljard naar Polen en o.a. € 40 miljard naar Frankrijk. Van die € 560 miljard wordt € 305 miljard als gift beschikbaar gesteld. Dus nooit meer terug te betalen.

Daar bovenop wordt € 1.100 miljard beschikbaar gesteld via het Meervoudig Financieel Kader (EMK) van de EU en nog eens € 540 miljard via EU-instellingen EMS, SURE en de Europese Investeringsbank. Nederland betaalt van deze steunoperatie € 26,86 miljard en ontvangt € 10 miljard. Per saldo betalen we dus € 16,86 miljard. Van de overige bedragen betaalt Nederland ruim 5%, dus nog eens circa € 33 miljard. In totaal is dat circa € 6.300,- per belastingbetaler.

Nederland is inderdaad een land met relatief veel export en heeft dus belang bij vrijhandel. Maar voor handel heb je een vrijhandelsverdrag nodig, niet per se een € en een EU. Eigenlijk was er zo’n verdrag met de E.E.G. Dit totdat de Fransen het nodig vonden om hun droom van de politieke unie en de ene valuta voor alle aangesloten landen erdoor te manoeuvreren. Aangezien de dienst in de unie wordt uitgemaakt door de Frans-Duitse as, wist Frankrijk, toen West-Duitsland na de val van de muur in 1989 met Oost-Duitsland verenigd wilde worden, zoveel druk op kanselier Kohl te leggen dat die instemde met het omzetten van E.E.G. naar EU en met het inruilen van de sterke D-mark voor de euro. De kleinere lidstaten werden geacht te volgen, hoewel landen als Italië totaal niet geschikt waren om in dezelfde €-zone te stappen als de economisch sterkere landen als Duitsland en Nederland.

Voor Frankrijk, dat daarvoor ook regelmatig door een zwakkere economie haar munt, de franc moest devalueren, betekende de ene valuta, de euro voor alle lidstaten, een overwinning. Als zwakkere economieën voortaan niet meer konden voldoen aan begrotingsafspraken, dan zouden die zwakkere landen niet meer hun munt hoeven te devalueren. Nee, dan zouden ook de sterkere economieën die tekorten kunnen aanvullen. Een beroep op de solidariteit van sterkere economieën met kreten als “dankzij de interne markt kunnen jullie zoveel exporteren”, bleek te werken.

Maar ligt het nou aan die landen met een sterkere economie dat landen als Italië, Spanje, Frankrijk, Griekenland niet aan hun verplichtingen voldoen? Welnee, dat heeft met andere factoren te maken. Ten eerste is daar die ene munt, de euro, voor alle lidstaten. Die verhindert dat zwakkere landen hun munt kunnen devalueren om weer meer concurrerend te worden.

Ten tweede heeft het te maken met de cultuur en arbeidsmarkt. In de economisch sterkere landen werken mensen tegen de 40 jaar en meer voordat men met pensioen gaat. Dat zijn de Scandinavische landen, Nederland en Duitsland. Landen die het economisch nog beter doen, maar geen deel uitmaken van de €-zone of de EU zoals Zwitserland en IJsland doen het nog beter en werken zelfs 45,8 respectievelijk. 42,6 jaar. De UK, ook geen €-land, werkt vrijwel evenveel als Duitsland met 39,4 jaar. De Zuid-Europese en Oost-Europese landen daarentegen werken maar circa 35 jaar (Frankrijk en Spanje) of zelfs 32 (Italië) en 33 jaar (Griekenland en Polen). De vertaling naar de sterkte van de economie van de genoemde landen spreekt boekdelen.

Steunfondsen en continue financiële transfers zullen dus niet de oplossing vormen voor de zwakkere economieën van landen als Italië, Spanje, Frankrijk en Polen. Als die landen uit het economische slop willen komen zullen ze hun economie moeten hervormen en dezelfde werkbare jaren per werknemer instellen. Maar daar vormt cultuur een groot obstakel. Recent is weer gebleken dat als bijvoorbeeld Macron in Frankrijk de pensioenleeftijd van de Fransen wil verhogen, dat dan de van oorsprong sterk communistische vakbonden het land plat leggen via stakingen. Dan durft zo’n regeringsleider uit angst voor verkiezingsverlies niet door te drukken. Diezelfde Macron legt dan vervolgens wel veel druk op de economisch sterkere lidstaten om steun te verlenen aan landen zoals Frankrijk, ook als die hun verdragsverplichtingen niet nakomen. Frankrijk begint dan altijd met druk op Duitsland waar op een of andere manier door generaties die daar niets mee vandoen hadden een groot schuldgevoel ontwikkeld hebben voor de misdaden van het Nazi-regime tijdens de tweede wereldoorlog. Vervolgens legt Duitsland weer druk op de andere kleinere lidstaten om mee te doen, waardoor de economisch zwakkere landen regelmatig aan het langste eind trekken.

Nu wordt dus de corona-crisis aangegrepen om zuidelijke landen te steunen. Maar eigenlijk is de daardoor veroorzaakte schade niet te vergelijken met de schade die sinds de tweede wereldoorlog is ontstaan doordat landen met minder arbeidsjaren relatief minder zijn gaan produceren en dus een zwakkere economie hebben dan de economisch sterkere landen die dat voornamelijk hebben bereikt door langer te werken.

Opvallend is wel dat blijkt uit een heel recent onderzoek van vermogensbeheerbank Credit Suisse (zie grafiek hierboven) dat volwassen inwoners van landen die minder werkzame jaren hebben zoals Frankrijk en Italië tamelijk rijker zijn Nederlanders of Duitsers. Daar Italianen gemiddeld 8 jaar korter werken en Fransen 5 jaar en toch meer vermogen hebben kunnen opbouwen, lijkt de gemiddelde belastingheffing en netto besteedbaar inkomen daarvoor de verklaring te zijn. Kortom, Italianen en Fransen die gedurende hun leven korter werken, hebben meer netto besteedbaar inkomen en tamelijk veel meer vermogen dan Nederlanders. Er mag dan beweerd worden “dat Nederland meer profiteert van de euro”, de gemiddelde burger in Nederland merkt daar niets van. Die moet langer doorwerken, betaalt meer belasting, heeft netto minder te besteden en is minder rijk.

Als nu de Nederlandse regering eens straks blijft vasthouden om eerst de economieën van zuidelijke landen te hervormen, dan kan er eindelijk een begin worden gemaakt met het oplossen van het echte probleem. En als het verschil in cultuur (waarbij o.a. de sterke invloed van vakbonden in Zuid- Europese landen) verhindert dat de pensioenleeftijd gelijk wordt getrokken met de West-Europese landen, dan is die ene munt voor alle lidstaten onhoudbaar.

De Nederlandse burger is dus niet bepaald niet “de grote profiteur van de Euro”. Integendeel!

Lees ook: Interview met Jelte Wiersma (Elsevier): “ik kreeg complimenten én scheldpartijen vanuit Portugal”

Foto door Kaboompics .com via Pexels